De mannetjeskolibrie is bont, meestal metaalachtig groen gekleurd, met een glanzend rode, blauwe of smaragdgroene keelkleur. Het vrouwtje is onopvallend gekleurd.
De snavel is een belangrijk kenmerk voor de soortindeling. Bij de zwaardkolibrie (Ensifera ensifera) is de snavel bijna net zo lang als het gehele lijf dat 10 cm lang is. Daartegenover heeft Ramphomicron microrhynchummaar een snavellengte van 5 mm. De Eutoxeres hebben een sterk naar onderen gebogen snavel en de sabelsnavelkolibrie (Avocettula recurvirostris) heeft een snavel die aan de top naar boven gebogen is. Iedere snavel is op een bepaalde bloemvorm gespecialiseerd, waardoor er geen concurrentie tussen de kolibrie-soorten optreedt. Elke kolibrie is van een speciaal zakje met nectar in de nek afhankelijk. Als de vleugels naar voren bewegen, beweegt het zakje naar achteren. hierdoor kan de kolibrie zijn kop in evenwicht houden als hij eet.
Tussen de soorten komen grote verschillen in gewicht voor. De kleinste (bijkolibrie, Mellisuga helenae) weegt 1,8 gram. De in Noord-Amerika meest voorkomende kolibrie (robijnkeelkolibrie, Archilochus colubris) weegt ongeveer 3 gram en is 7,6 cm groot.
Kolibries kunnen tot 15 jaar oud worden en keren ieder jaar naar dezelfde plaats terug. Als het te koud wordt, trekken ze naar meer zuidelijke streken.
Bron: Wikipedia