De legendarische metselaars uit de Creuse, Frankrijk

Vakantie & reizen > Vakantie & reizen

(260 artikelen)

_
___
_
___

De Creuse, op één na dunst bevolkte departement van Frankrijk, behoorde tot de armste streken van Frankrijk. Maar door wilskracht en doorzettingsvermogen liet de bevolking zien wat zij in hun mars hadden en lieten Frankrijk en de rest van de wereld, prachtige bouwwerken na. Achter de bouw van de veelal imponerende monumenten schuilt een bijzondere geschiedenis; het verhaal van de Creusoise metselaars.

De Creuse is het 23e departement van Frankrijk en bevindt zich in het oosten van de regio Limousin. Een relatief onbekende streek die hoofdzakelijk vermaard was en nog steeds is om de gobelins die al vele eeuwen in de omgeving van Aubusson worden vervaardigd. De Creuse betekende vroeger vooral armoede en waar de veelal boerengezinnen de eindjes aan elkaar trachten te knopen. Doordat zelfs dit soms niet lukte bleef er maar één oplossing over; elders werken. En zo vertrokken er al vanaf de 15de eeuw talrijke Creusoise landbouwers naar de grote steden als Marseille, Lyon en Parijs om te gaan werken in de bouw. Ze schuwden geen enkel werk en boden zich aan als metselaar, steenhouwer, timmerman, lei- of rietdekker, pannenbakker, schilder en de jongste als manusje van alles. Vooral als metselaars blonken deze vroege gastarbeiders avant la lettre uit.

In maart, als de dagen weer zichtbaar begonnen te lengen, lieten de bouwvakkers hun kleine fermette, over aan hun vrouwen, de jongste kinderen en de bejaarden en vertrokken tot november of zelfs december naar de grote bouwplaatsen in heel Frankrijk. De jonge jongens vergezelden hun vaders veelal vanaf hun veertiende levensjaar. Ze verzamelden zich op vaste plekken in de omgeving en vertrokken in groepen lopend naar de grote steden. Er werd stevig doorgestapt want bijvoorbeeld Orléans werd in 5-6 etappes lopen bereikt, dit betekende dat er zo´n 50 tot 60 km per dag moest worden afgelegd. Het laatste stuk, van Orléans tot aan Parijs, werd vaak, tegen een kleine vergoeding, per boerenwagen of diligence afgelegd. Niet iedereen was gecharmeerd van de jaarlijks terugkerende groep arbeiders die op hun route regelmatig voor problemen zorgden, hierdoor kwam het wel eens tot schermutselingen tussen de werklieden en de plaatselijke bevolking. Tijdens de tocht maar ook tijdens hun werkzaamheden in de bouw werd er veel gezongen. Jean Petit (1810-1880), ook metselaar en steenhouwer schreef een lied dat zowel op de daken als op het stille platteland klonk. Het lied klinkt overigens nog geregeld op braderieën en in kroegen want men is uiterst trots op hun patrimoine.

http://www.youtube.com/watch?v=2J-oQ5HyHd8

De Creusoise metselaars, beter bekend als de ´Maçons de la Creuse´, kregen pas naamsbekendheid toen in 1627 kardinaal Richelieu, beter bekend als de ‘Rode Kardinaal’, hen opdroeg een uiterst omstreden dijk te bouwen nabij de haven van La Rochelle. De invloedrijke Richelieu wilde korte metten maken met het opstandige en vooral protestantse La Rochelle en besloot de stad af te sluiten van de buitenwereld door in zee een dijk te laten bouwen. De inwoners van La Rochelle lachten erom want zij hadden verwacht dat de eerste beste storm het prestigieuze bouwwerk zou vernietigen.

Maar de Creusoise metselaars bouwden een dijk die sterker was dan alle stormen. Met de Rochelais liep het minder goed af. Doordat de ommuurde stad totaal was afgesloten konden zij nu ook vanuit zee niet worden bevoorraad en verhongerden er velen. Na dertien maanden van beleg waren er van de 28.000 inwoners nog maar 5000 over.

De bouw van de dijk zorgde voor nog meer grote projecten zoals de bouw van het imposante chateau Vaux-le-Vicomte. De opdrachtgever was niemand minder dan Nicolas Fouquet, minister van Financiën onder Lodewijk XIV. Dat de Zonnekoning hier niet echt gelukkig mee was bewijst het feit dat hij Fouquet liet arresteren. Nicolas Fouquet werd er van beschuldigd goud uit de schatkist te hebben gebruikt om het buitenzinnige kasteel te kunnen bekostigen. De vele kunstschatten en het pronkvolle meubilair uit het kasteel werden geconfisqueerd door de Franse kroon. De drie architecten, die zowel voor de bouw als het interieur en de tuinen verantwoordelijk waren, werden ontboden bij de koning in zijn kleine jachtkasteeltje in Versailles. Daar kregen zij de opdracht om het uit rode baksteen opgetrokken jachtslot om te toveren tot een majestueus paleis; het huidige Versailles. De metselaars werden geroemd om hun bouwkunsten en werden voor vele prestigieuze bouwprojecten gevraagd. Ze bouwden het Panthéon in Parijs, grote verbouwingen in het Louvre, bruggen, kloosters en onder leiding van de vestingdeskundige van Lodewijk XIV, Sébastien Le Prestre de Vauban bouwden zij door heel Frankrijk talrijke verdedigingswerken.

De Creusoise arbeiders werkten onder zeer zware omstandigheden en de werksituaties waren soms zo slecht dat er op bouwplaatsen talrijke ongelukken gebeurden. Anderen lieten hun leven door ziektes als cholera en tyfus. Ze verbleven in barakken of logementen waar ze met velen samen in een klein vertrek opeen gepropt zaten en daar onder erbarmelijke omstandigheden moesten wonen. Hun dagelijkse maaltijd bestond meestal uit een groentesoep, brood en af en toe een stukje vlees. De meeste maçons waren zuinig en spaarden al hun zuur verdiende centen voor hun achtergebleven gezin in de Creuse. Anderen daarentegen verbrasten alles aan drank en vrouwen en keerden aan het einde van het seizoen net zo berooid terug als ze waren aangekomen. Bij thuiskomst werd het geld zorgvuldig bewaard om het gezin niet onbemiddeld achter te laten als het volgend voorjaar de grote trektocht weer begon. Soms werd een deel van het gespaarde geïnvesteerd in extra vee, een stukje grond of zelfs een eigen boerderijtje.

De Creuse was een zeer arme streek en men bouwde de huizen van die materialen die in de omgeving voorhanden waren. De huizen werden traditioneel gebouwd zoals hun voorvaderen dat eeuwen voorheen ook hadden gedaan. Natuurstenen, meestal graniet, uit groeves gehouwen en nauwkeurig gesorteerd op grootte werden als puzzelstukjes in elkaar gepast, leem gebruikte men als specie. De muren waren wel een meter dik en mens en dier leefden samen met elkaar in één ruimte. De daken waren veelal van stro of riet en pas eind 19de – begin 20ste eeuw werden de rieten daken vervangen door gebakken platte dakpannen of leisteen en besloot men het vee onder te brengen in stallen. Veel huizen werden vergroot door er een verdieping op te bouwen.

Talrijke karakteristieke Creusoise huizen en boerderijen, waarvan de meeste honderden jaren oud zijn, sieren nog steeds het platteland van de Creuse. Typisch aan deze Creusoise huizen zijn de grote stenen die hier en daar uit de kopse kant van de gevels steken. Een juiste verklaring waarom deze stenen zo werden geplaatst is er niet. Het zouden stenen zijn die werden gebruikt om er een steiger tegenaan te plaatsen. Er doen echter hardnekkige geruchten de ronde dat het hier gaat om stenen die door de metselaars met opzet zo werden aangebracht om iedereen te laten zien dat de opdrachtgever niet erg scheutig was met de fles. Waarschijnlijker is echter dat het hier gaat om stenen die moesten zorgen voor het dwarsverband in de muur. Dit om de muur, die uit kleine stenen bestaat te verstevigen.

In het midden van de 19de eeuw kwamen van de 50.000 gastarbeiders er 35.000 uit de Creuse. En het werd vooral druk in Parijs. Napoleon III gaf de architect Hausmann de opdracht om een nieuw Parijs te bouwen. Het middeleeuwse Parijs werd gesloopt en maakte plaats voor de beroemde brede boulevards, grote gebouwen en de nieuwe infrastructuur. Het Parijs zoals wij het nu allemaal kennen. Voor de bouwvakkers uit de Creuse was er volop werk. Verreweg de meeste mannen waren ongeletterd en hadden alleen plichten en geen rechten. Een jonge Creusoise metselaar bracht hier echter verandering in.

Martin Nadaud werd geboren op 17 november 1815 in Martinèche een piepklein gehuchtje in het zuiden van de Creuse. Zijn vader was nog niet teruggekeerd van zijn werk als metselaar in Parijs toen zijn zoon het levenslicht zag. Het geboortehuis van Martin Nadaud is gebouwd in 1808 en dat de gevelsteen boven de voordeur is geplaatst door vaklui die lezen noch schrijven konden bewijst het jaartal van de steen; 8081. De gevelsteen zit er namelijk ondersteboven in.

De jonge Martin vertrok op 26 maart 1830 met zijn vader Léonard voor het eerst naar het verre Parijs om te gaan werken als metselaar en manusje van alles. Voor vertrek kreeg hij nog nieuwe schoenen en er werd een wollen pak aangemeten. Beide bevielen hem zeer slecht; het pak jeukte verschrikkelijk en de schoenen deden hem zo´n pijn dat hij nog maar amper kon lopen. Maar zijn voeten kregen geen rust. Hij moest verder ondanks dat het bloed uit zijn schoenen liep. Jaren heeft hij als metselaar in Parijs gewerkt en kreeg hij zelfs tot tweemaal toe een ernstig ongeluk tijdens zijn werk waaraan hij bijna bezweek. Martin Nadaud ontwikkelde zich tot een intelligente, leergierige maar ook zeer opstandige jongen. In zijn karige vrije tijd leerde hij lezen en schrijven, bezocht hij lezingen of luisterde hij naar openbare politieke sprekers. Hij werkte zich op tot voorman en ondertussen bracht zijn opruiende kritiek over de werkomstandigheden hem menig maal in grote moeilijkheden. De bevolking en de arbeiders waren ontevreden en dit escaleerde op 23 juni 1848. Er brak een opstand uit waarbij het volk en de arbeiders sociale en politieke hervormingen eisten. In de straten van Parijs vielen 4000 doden en 711 Creusoise arbeiders werden veroordeeld tot deportatie naar Algerije. In 1849 werd Martin Nadaud gekozen tot afgevaardigde in het Parlement. Hij zette zich in voor de arbeidersklasse, dwong loonsverhogingen en sociale voorzieningen af zoals uitkeringen bij invaliditeit door een bedrijfsongeval. In die tijd deed hij ook een legendarische uitspraak: “ Lorsque le bâtiment va, tout va” “Als het in de bouw goed gaat, gaat het overal goed.” Aan het eind van zijn roerige leven ging Martin Nadaud terug naar de Creuse.

Nog steeds zegt de naam Martin Nadaud veel in de Creuse en staat hij symbool voor de bouwvakkers en in het bijzonder voor de metselaars. In Felletin, in het zuiden van de Creuse, werd er in 1911 een middelbare praktijkschool geopend voor bouwlieden en de school wordt nog steeds ondersteund door Parijse ondernemers van Creusoise afkomst. Studenten kunnen hier opleidingen volgen afgewisseld in vijf sectoren; civiele -bouwkunde, steen, hout, metaal en afwerking. Naast de vele praktijk- en lesruimten is er een pensionaat om jongeren te herbergen vanuit heel Frankrijk. De laatste jaren dienen zich echter ook steeds meer studenten aan van buiten de Franse landsgrenzen.

In Martinèche, een klein gehuchtje dat onder de commune Soubrebost valt, is sinds kort in het geboortehuis van Martin Nadaud een heus museum gevestigd. Het geboortehuis en het huis waar zijn grootouders hebben gewoond, zijn geheel verbouwd en laten de bezoeker kennismaken met het politieke leven van Martin Nadaud; de man die veel heeft veranderd in de werkomstandigheden voor de werknemer van toen. Ook in zijn geboortestreek de Creuse heeft hij zijn sporen achtergelaten. Een boeiende man maar meer nog door zijn verleden en indrukwekkende historie van de legendarische metselaars uit de Creuse. Een roemruchtige geschiedenis waar de Creusoise bevolking met recht trots op kan zijn!

Artikel links