De auto werd niet zomaar even uitgevonden. Hij was het resultaat van een aantal technische ontwikkelingen die tenslotte een lichte en efficiënte motor opleverden. De twee erkende ‘vaders van de moderne auto’ zijn de Duitsers Karl Benz en Gottlieb Daimler, die enkele maanden na elkaar hun eerste voertuig met benzinemotor bouwden (1885 – 1886).
Ruim honderd jaar daarvoor demonstreerde Nicolas Cugnot zijn kolossale stoomwagen – het eerste voertuig dat zich op eigen kracht door de straten van Parijs kon voortbewegen met een denderende snelheid van bijna 5 kilometer per uur. De Engelsman Richard Trevithick ontwierp in 1801 een bruikbare stoomwagen en tegen 1830 bestond er in Engeland een klein netwerk van stoombusroutes. Deze nieuwe manier van vervoer ondervond echter sterke tegenstand van de Diligence, spoorwegen en de binnenscheepvaart.
De eerste Auto
De Duitser Nicolas Otto bouwde de eerste viertakt verbrandingsmotor en in 1885 plaatste Daimler een kleine viertaktmotor in het frame van een fiets. Hij reed in 1886 met zijn eerste vierwielig benzinevoertuig door Cannstatt. In Mannheim testte Benz zijn driewieler. Daimler gaf de Franse firma Panhard & Levassor toestemming zijn motor te bouwen. In Levassor’s primitieve auto was de motor voorin geplaatst. De achterwielen werden aangedreven via een koppeling en een versnellingsbak. Zo verscheen in 1891 de eerste auto die technisch gezien al een moderne constructie had.
Rondom de eeuwwisseling werden benzine, stoom en elektriciteit in gelijke mate als krachtbron voor auto’s gebruikt.
In Frankrijk werden de eerste autofabrieken opgericht, zoals Panhard, Peugeot, Renault, Daracq en Delahaye.
In Duitsland bracht Benz de eerste auto op de markt die gemaakt was in serieproductie, de Velo (1894), en Daimler stond op het punt de Mercedes te introduceren.
Goedkopere Auto’s
Door de grotere vraag naar auto in de twintiger jaren werden door Fabrikanten zoals Morris, Citroën, Opel, Austin en Fiat goedkopere auto’s op de markt gebracht. Extravagantere modellen zoals Hispano-Suiza, Maybach, Voisin en Delage bleven de aandacht trekken, maar vereisten een dikke portemonnee. Tegen de dertiger jaren werden vooral gezinsauto voor de nieuwe middenklasse gebouwd; deze auto’s waren zo eenvoudig te bedienen dat bij wijze van spreken iedereen er zo in kon wegrijden.
In 1955 verbaasde Citroën de autowereld met de hydro-pneumatische vering van de DS 19. De auto is een steeds grotere rol gaan spelen in ons leven. De auto is zelfs een bedreiging gaan vormen voor onze gezondheid, denk aan uitlaatgassen, en een bedreiging voor onze energiebronnen. We herinneren ons allemaal de autoloze zondagen nog wel en het kwartje van Kok dat, ondanks beloofd, nooit meer teruggedraaid werd. Nu de autodichtheid in de lage landen ongekende proporties aanneemt, wordt er gelukkig met hernieuwde belangstelling naar elektrische auto’s gekeken. Zelf prefereer ik de voetenwagen.
Hagar Hagarson
Bron plaatjes: http://commons.wikimedia.org/wiki/
Bron: Automobiel museum