De woordenschat

De woordenschat
De woordenschat

Mag ik vandaag even met u doornemen een lijstje met een aantal Nederlandse woorden.

Weet men bijvoorbeeld wat een vrachtwagen gevuld met dranken is? Een leswagen. Wat iets. dat minder dan honderd gram weegt? Een onderonsje. Wat een vereniging met een onduidelijke doelstelling? Een vagebond. Wat denkt men bijvoorbeeld van deze: Wat is de tak van een rubberboom? Een rekstok. Het op krikken van een touringcar? Een buslichting. Wat is gevuld met niets? Volledigheid. En een bezoek, dat een marktkoopman ontvangt? Een kraamvisite. En een oude vrouw in het bos? Een bosbes. Een jongen verzot op snoeperij? Een cowboy. En een bijzonder korte vrijage? Evenmin. Een meisje om te stelen? Een schaakstuk. Een uit het haar vallend stuk lint? Een valstrik. En een erge neusverkoudheid? Een hoofdkraan.

Natuurlijk zijn er nog veel meer. Ik vermoed zo, dat er onder het volk van Nerderland en Belgie nog veel meer van die diepdenkers leven, die de lijst met spitse vondsten zouden kunnen aanvullen. Soms krijgt men opeens het gezicht zo’n woord als de geest helder is. Zo is het ook met woordspelingen en met grappen, die worden bedacht. Herhaaldelijk hoort men na het vertellen van een mop zeggen: “Wie zou die die toch allemaal verzinnen.” Ik weet het niet. Ze komen uit de anonimiteit zoals zoveel volkshumor. Er zijn lieden, die grappen en grollen aan de lopende band kunnen vertellen. Anderen lachten er onbedaarlijk om en zijn ze vergeten. Op een verjaardag na een goeie borrel komen ze plotsklaps te voorschijn. Het één schijnt bij het ander te horen. En daarbij meestal ook de pikanterie ervan.

Bernhard