Met Tjielp Tjielp als officieel motto ging de Nationale Boekenweek 2009 van start. Speciaal vanwege dit thema blijken er 220 (!) boeken te zijn uitgekomen die iets met dieren van doen hebben. Zou al die dierenliefde misschien ook iets over mensen-onderling zeggen?
In het Leidse had de bibliotheek BplusC i.s.m. Naturalis, twee boekhandels, Kunstkring De Burcht en een bistro ook van alles op locaal niveau in petto.
Voor mij begon de pret al op 3 februari met een strooibiljetje dat ik als veellezer en frequent bezoeker in de bibliotheek aantrof: een gedichtenwedstrijd was uitgezet onder het locale motto: Ode aan mijn huisdier. Nog diezelfde avond stuurde ik al twee korte poezengedichtjes in maar een dag later kreeg ik echt inspiratie, en schreef mijn “Ode aan Minoes”…
Maar het Leidse Boekenfestijn omvatte nog veel meer dan dat: in Naturalis zou op zondag 22 maart Hans Dorresteijn zijn net gepubliceerde Vogelgids presenteren. Er zouden workshops “Dier op papier” zijn, en ook ging er gemusiceerd worden en zouden er gedichten over dieren ten gehore worden gebracht door leden van het locale Dichtersgilde.
Eerst zou ik natuurlijk nog als goed-op-mijn-budget-lettende-Nederlandse-in-deze-crisistijd een dagje gratis gaan sporen – naar Assen – op 15 maart met het boekenweekgeschenk van Tim Krabbé onder de arm. En in een locaal magazine dong ik mee naar de twee uitgeloofde vrijkaartjes voor de lezing van Hans Dorresteijn, en laat ik die nou nog gewonnen hebben ook, met mijn kennelijk pakkende pleidooi waarom juist ik die verdiende!
Zondag 22 maart kwam, en wij meldden ons in de tekenklas “Dier op papier” waar ons eerst de beginselen van het schetsen werden uitgelegd, waarna we werden losgelaten in het museum om “ons” dier te kiezen en te schetsen, onder het strak geprotocolleerde régime van een fluitje, en daarna konden we de schets gaan uitwerken in Oost-Indische en sepia-inkt. Vol overgave stortte ik me op een Javaanse gibbon en mijn maatje op een arend, en we hadden er oprecht plezier in…
Na deze tekenles konden we ons vrijuit op de rest van het museum richten; dat ga ik nu verder niet beschrijven – dat kan altijd nog – want deze column zou over de Boekenweekactiviteiten gaan…
We lieten de wildebeesten, en andere soorten, op ons afkomen en aan ons voorbijdenderen om daarna, met een broodje en een flesje te luisteren naar het klarinetensemble van BplusC en daarbij vingen we en passant ook wat flarden op van gedichten maar daarvan ging veel verloren in geroezemoes…
En toen mocht Hans.
Dorre Hans? Wis en donders niet! Allesbehalve dor was zijn presentatie van de Vogelgids, die eigenlijk een bundel columns is – waarin natuurlijk wel vogels voorkomen – in de vorm van een serieuze Vogelgids, “maar dan fictie”… Zijn uitgever had pas begrepen wat hij bedoelde toen hij het hem zó uitlegde. Wij ook.
En Dorresteijn zou Dorresteijn niet zijn geweest als hij ook nu niet uit de school geklapt had over veel meer dan alleen maar vogels. Zijn jeugd schetste hij, met een stereotype stiefvader en hoe die aan een boot kwam, en hoe hijzelf mede daardoor de hobby om te vissen ontwikkelde, ver verwijderd van die boot, en vooral van die stiefvader…
Via de lange maar ludieke omweg langs o.a. ook zijn eerste verrekijker die door een vriend was afgekraakt als een soort leesbril (!) belandden we samen met hem in het akoestische landschap van de Sierra Morena waar diezelfde vriend hem had leren kijken met zijn oren… en hoe hij tenslotte het fenomeen van Vogelreizen had ontdekt die hij ons ook van harte kon aanbevelen… Vooral omdat die vogelaars doorgaans zulke aardige en behulpzame mensen zijn; mensen die tenminste nooit zullen zeuren over hypotheken of nieuwe auto’s; mensen die je helpen door de vogels aan te wijzen die jij maar niet kunt ontdekken… Al gebeurt het hem regelmatig dat ze gevlogen zijn tegen dat hij snapt waar hij had moeten kijken…
Hans Dorresteijn kan intussen een puttertje vaak al onderscheiden van bijvoorbeeld een distelvink, en soms raadt ie het ook gewoon goed. De piepersoorten heeft hij afgezworen, maar het verschil tussen een hemelgeit en een valk of een gier ziet ie toch echt wel. Hij bekende eerlijk dat hij bij zijn vogellezingen soms wel ‘ns door het publiek gecorrigeerd wordt, en accepteert dat dan.
Overigens liet hij ons prachtige dia’s zien van een heleboel van zijn 500 lievelingsvogeltjes… Van een ervan beweerde hij dat die “pleased to meet you” floot…
Die Hans Dorresteijn heeft door de jaren heen zijn stuntelen tot een superieure KUNST weten te verheffen, in woord en geschrift. Hij wist ons tot slot ook nog over te halen tot het zingen van een canon: Ga mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij… precies: de wielewaal!
Hij heeft ons kostelijk vermaakt.
Het laatste onderdeel van het dagmenu was de gedichtenwedstrijd, met na hun voordracht en handopsteken van het publiek een 1e, 2e en 3e publieksprijs. Het gedicht van juist die 3e prijs won ook de juryprijs. Absoluut verdiend.
Maar toch is het jammer dat ik mijn ode niet heb kunnen “brengen”: je had het me moeten horen voordragen, en dat had ik ook graag gedaan.
Met maar 17 inzendingen zou dat toch ook best gekund hebben voor allemaal?
Nou ja, oké, mijn Minoes is hiermee een dier op papier gebleven, maar vooruit: al heb er helaas geen prijs mee gewonnen: de pret van het schrijven pakt natuurlijk niemand me af… En hier is zij dan, mijn:
Ode aan Minoes 3 februari 2009
Poes Minoes
is niet mijn poes
maar ze is van “ergens” een buur.
Ooit was ze eens zoek
en school toen in een hoek
van mijn openstaande schuur.
Voor wat melk met beschuit
kwam ze d’r uit,
wel wat schichtig maar: eten is eten.
Ze was gulzig voor tien
dat was duidelijk te zien
en die buur liet ik vast even weten:
“Poes Minoes is terecht,
ja, ze is het, heus, echt!”
dus die buur was weer helemaal blij.
Ze kwam hierheen, vlug,
en ze nam haar mee terug
naar haar thuis, hier heel dichtbij.
Maar Minoes is niet dom
en ze kwam dus weerom
want zo’n extra vriendin wil ze paaien.
Ze miauwt voor de grap
in ruil voor een hap
en dan mag ik haar ook even aaien…
Zelfs optillen, even,
een seconde of zeven
niet te lang: mijn plaats moet ik weten…
Ook kopjes wil ze geven
(vooruit dan maar even)
maar ze kòmt toch primair om te eten…
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Poes Minoes
is dus niet mijn poes
en een vraag die ‘k mij tijden al stel:
al is ze een poes
– heus een snoezepoes! –
maar: is dit nou eigenlijk geen overspel ???
Henny J.P. Belt