De debatexperts van het Nederlands Debat Instituut zijn van mening dat Job Cohen vanavond het sterkst debatteerde tijdens het VARA-debat. Op concrete en soms bevlogen wijze wist hij de kiezer uit te leggen wat de kern van zijn kritiek is op dit Kabinetsbeleid. Ook nam hij meerdere malen op effectieve wijze het initiatief in het debat. Het debatconcept zat in de kern goed in elkaar waardoor het positief af stak bij de eerdere debatten van deze campagne.
De belangrijkste taak van een politicus tijdens een verkiezingsdebat is om aan de kiezer duidelijk te maken waar je partij voor staat en waar dit verschilt van andere partijen. Cohen deed dit goed door de stelling te poneren dat dit kabinet de gewone man laat betalen voor de crisis. Strategisch een goede keuze. Maar ook tijdens het debat wist hij met duidelijke oneliners en voorbeelden zijn kritiek op het kabinet horen: ” Het CDA laat de hoeksteen van de samenleving als een baksteen vallen”. Maar ook in reactie op anderen was hij verrassend ad rem en bevlogen. Op de opmerking van Loek Hermans dat de PvdA de rekening van de crisis door onze kinderen wil laten betalen reageerde hij geagiteerd door te stellen dat dit kabinet ook vandaag weer in een Kamerdebat aangaf te willen bezuinigen op leraren: ‘ en u beweert dat onze kinderen nu niet de rekening betalen!?’ Op de stelling van Brinkman dat dit kabinet een eerlijke kans verdiende reageerde hij gevat met de opmerking; ‘de kiezer verdient een eerlijke kans’.
Ook Alexander Pechtold van D66 was goed op dreef. Ook al was de door hem gekozen stelling minder gelukkig. Hij koos voor het citaat van Wilders dat dit kabinet “minder moet praten en meer moet doen”. Brinkman van het CDA kon toen makkelijk vragen: Waarom demonstreert u dan toch als er niets gebeurd. En Sap van GroenLinks viel hem af door te stellen: “deed dit kabinet maar wat minder”. Brinkman bewees het CDA geen grote dienst door zijn optreden. Steeds vaker wordt pijnlijk duidelijk dat zowel Brinkman als ook Hermans het tempo van het debat in 2011 moeilijk aan kunnen.
Het debatconcept zat in de kern goed in elkaar. Door iedere lijsttrekker een stelling te laten poneren kreeg de kijker goed inzicht in welk onderwerp iedere partij belangrijk vindt. Ook was het goed dat degene die de stelling poneerde ook even de tijd kreeg om zijn standpunt toe te lichten. Zodoende kregen wij de tijd om de argumenten bij de stelling te horen. Wat verwarrend was waren de rode en groene knoppen. Deze betekende niet dat een partij voor of tegen was maar was het teken dat men mee wilde debatteren. Gaandeweg het debat nam de verwarring toe doordat aan de ene kant de stelling niet steeds in beeld was waardoor al snel onduidelijk was wat nu ook alweer het onderwerp van debat was. Tegelijkertijd bleven wel de lampen branden waardoor het leek alsof alle debatterende partijen het met elkaar eens waren. De essentie van een verkiezingsdebat moet zijn de kiezer op laagdrempelige en duidelijke wijze te informeren over welke concrete vraagstukken en principes partijen met elkaar van mening verschillen en waarom. Aan die eis voldeed dit debat ten dele. Wel goed was dat de spreektijd redelijk verdeeld werd en dat consequent de indiener van de stelling als laatste het woord kreeg. Conclusie is dat het een attractief debat was dat positief af stak bij de eerdere twee debatten van de NOS.