Ik vind het leuk om Haiku’s (zie artikel) te lezen, maar vooral ook zelf te maken. Hopenlijk zijn er velen ook in deze van oorsprong Japanse dichtkunst geïnteresseerd.
HAIKU
In de twaalfde eeuw ontstond er aan het hof een nieuw gezelschapspel waarbij kettingverzen, renga, werden gemaakt. De eerste speler dichtte hierbij de bovenstrofe van de tanka: drie regels van 5-7-5 lettergrepen, waarop de volgende direct aansloot met een vers van twee regels van 7-7 lettergrepen, enzovoort. Zo worden lange kettingen gevormd. grote dichters werkten hieraan mee en het peil was veelal hoog, totdat door een overmaat aan spelregels de kettinggedichten te gekunsteld werden en men zich liever bezighield met de veel vrijere ‘humoristische’ renga – haikai no renga – zonder al die regels.
De openingsstrofe hiervan werd hokku genoemd; deze had vaak het karakter van een op zichzelf staand gedicht waarin de stemming van één levensmoment pregnant werd samengevat. Hieruit ontstond de haiku, die aanvankelijk haikai no hokku (humoristische beginstrofe) heette, later afgekort tot haikai of haiku.
In de zeventiende eeuw ontwikkelde de Zen-Boeddhist Bashõ de haiku tot wat ze nu nog is: een snelle, betekenisvolle natuurimpressie waarin een intuïtief en plotseling gevoel van eenheid met al wat is tot uitdrukking wordt gebracht.
Deze ervaringsmomenten, waarbij gedurende een ondeelbaar ogenblik een volmaakte geestelijke aanraking tussen dichter en lezer ontstaat, hebben door hun suggestieve kwaliteit dikwijls meerdere betekenislagen.
De haiku is natuurpoëzie en bevat dan ook vrijwel altijd een seizoen-woord zoals bloesem of sneeuw, waardoor het gedicht te plaatsen is in de lente, zomer, herfst of winter. Haikuverzamelingen worden dan ook steeds naar seizoenen gerangschikt.
In principe vormt de haiku een zin die in één ademtocht kan worden uitgesproken, waarbij de laatste regel vaak de verrassing of essentie bevat.
Bron Haiku Kring Nederland