Promovendus pleit voor meer aandacht voor oudere patint met uitgezaaid

Rechtenvrije foto persbericht
Rechtenvrije foto persbericht

Oudere patiënten (75+) met uitgezaaide dikkedarmkanker blijken veel minder gebruik te maken van de beschikbare behandelingen. Terwijl bekend is dat die
behandelingen ook voor hen levensverlengend kunnen zijn, met behoud van kwaliteit van leven. Tot die conclusie komt promovendus Lieke Razenberg van het Catharina Ziekenhuis op basis van cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

De patiënt en zijn/haar behandelaar zouden altijd in gesprek moeten gaan over de nog beschikbare behandelmogelijkheden. “De ene oudere patiënt is de andere niet. Juist daarom is het goed om alle beschikbare behandelopties te bespreken, om na te gaan of een tumorgerichte behandeling zinvol is
in hun situatie”, aldus Razenberg.

Het is volgens haar van belang om bij ouderen de bewustwording te vergroten dat zij baat zouden kunnen hebben bij een behandeling. Vroeger waren er geen levensverlengende therapieën beschikbaar voor patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker. Maar de afgelopen decennia zijn er aanzienlijke vorderingen gemaakt. “Dus ook voor oudere patiënten zijn nieuwe therapieën beschikbaar die levensverlengend kunnen zijn en vaak minder bijwerkingen hebben dan ze zelf denken.” Dat is één van de vooroordelen die bij deze groep weggenomen moet worden. De bijwerkingen van een behandeling zoals palliatieve chemotherapie zijn in de loop van de tijd sterk verminderd. Het gaat met name om de juiste keuze, bij de juiste patiënt. “Leeftijd zegt niet alles over hoe kwetsbaar een patiënt is.”

Artsen terughoudend
Ook zou het volgens de promovendus zo kunnen zijn dat artsen terughoudend zijn in het voorschrijven van (nieuwe) therapieën bij oudere patiënten. “De effectiviteit van een nieuwe therapie voor oudere patiënten is niet altijd even duidelijk. De werkzaamheid van deze middelen is doorgaans onderzocht in klinische studies zonder deelname van ouderen.” Ouderen zouden daarom vaker mee moeten doen met wetenschappelijke studies. Er is nu te weinig informatie over het gebruik, de verdraagzaamheid en effectiviteit van de verschillende behandelopties bij ouderepatiënten. “De richtlijnen om een therapie voor te schrijven, zijn gebaseerd op jongere patiënten.

Voor oudere patiënten is er een grijs gebied. We weten niet altijd of een therapie bij oudere patiënten baat heeft. Daar is nog een wereld te winnen. Zeker als je weet dat er de komende tijd veel nieuwe middelen beschikbaar zullen komen”, aldus Razenberg. Uit haar onderzoek blijkt dat patiënten met het stijgen van de leeftijd duidelijk minder vaak palliatieve chemotherapie krijgen voorgeschreven. De grootste afname vindt plaats vanaf een leeftijd van 75 jaar.

Omdat niet duidelijk is welke waarde een behandeling heeft op de oudere patiënt, is er tussen ziekenhuizen een grote variatie in het inzetten van behandelingen. Vooral bij patiënten vanaf 75+ vond Razenberg een aanzienlijke variatie in het gebruik van palliatieve chemotherapie tussen de onderzochte ziekenhuizen, variërend van 17% tot 63%.

Sterk toegenomen
Door de vergrijzing, de stijgende levensverwachting en invoering van het landelijke bevolkingsonderzoek naar darmkanker is het aantal mensen met dikkedarmkanker sterk toegenomen, van 7.100 in 1990 naar 15.549 in 2015. Een derde van de patiënten met dikkedarmkanker is 75 jaar of ouder. Hoewel 80% van de patiënten met dikkedarmkanker bij diagnose nog geen uitzaaiingen heeft, ontwikkelt 40% tot 50% van alle patiënten uitzaaiingen. Door
de introductie van systemische behandelschema’s met zowel chemotherapie als doelgerichte therapieën zijn er aanzienlijke vorderingen gemaakt bij de behandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker.

De promotie van Lieke Razenberg op het proefschrift ‘Systemic Treatment for Advanced Colorectal Cancer’ met de ondertitel ‘Bridging the gap between clinical studies and daily practice’ vindt vrijdag 21 april 2017 om 11:30 uur plaats in de Senaatszaal complex Woudestein aan de Erasmus Universiteit
in Rotterdam. Promotor is prof. dr. V.E.P.P. Lemmens. Copromotoren zijn dr. G.J. Creemers en dr.I.H.J.T. de Hingh.