ZES EN EEN KWART

Klik voor een vergroting               1
2

Nederlands geld – Europese Euro


Door de invoering van de euro zijn veel benamingen van bankbiljetten en vooral van munten verloren gegaan. Als jongeren uit de 21e eeuw lezen of horen spreken over de benamingen van oude muntstukken, dan zal dat vreemd in hun oren klinken. Ze zullen een woordenboek moeten raadplegen. Verdwenen zijn de muntbenamingen: halfje, vierduitstuk, stuiver, dubbeltje, kwartje, halve gulden, gulden, daalder, rijksdaalder, gouden vijfje, gouden tientje. Herdrukken van negentiende en twintigste-eeuwse boeken dienen dan voorzien te worden van een uitleg. Mogelijk ontstaan er in de toekomst nieuwe muntbenamingen. De namen stuiver en dubbeltje zullen wel overleven.Tijdens de bezetting werden de vooroorlogse munten ingenomen en vervangen door waardeloze zinken munten. Na de bevrijding kon men een tijdlang betalen met drie soorten munten, vooroorlogs, oorlogs en na-oorlogs geld. Nadat er voldoende munten waren, verdwenen er een paar vreemdsoortige munten.

Duit in het zakje en de meter


Wie kent nog de munten: 1/2 cent, 2 1/2 en de stuiver? Deze oude munten zijn waarschijnlijk alleen nog bekend bij de muntverzamelaars. Het bronzen kleine halfje waarmee veel prijzen bij de kruidenier werden afgerond. De nikkelen en de zinken vierkante stuiver. Het bronzen en zinken twee en een halve centstuk. De grote bronzen munt stond bekend als plak ,lap en vooral als vierduitstuk . Die laatste benaming stamt uit het begin van de 19e eeuw na de invoering van het Nederlandse decimale stelsel. De stuiver van voor 1800 was onderverdeeld in 8 duiten of 4 oortjes. Het muntje van een halve stuiver was dus 4 duiten waard en werd daarom een vierduitstuk genoemd. Na de invoering van het decimale geldstelsel ging de naam over op het twee en halve cent stuk. Tijdens de bezetting kwam er nog tijdelijk een zinken uitvoering van. De laatste geslagen uitvoering is tamelijk zeldzaam en heeft een hoge verzamelwaarde.
De vooroorlogse 2 1/2 cent werd tijdens de crisisjaren gebruikt als kerkegeld voor kinderen. Zo konden ze ook een (vier) duit in het kerkezakje doen. Belangrijk was de plak als gasmunt op afbetaling. In woningen stonden vroeger munt-gasmeters. Een gasmuntje kostte in 1933 negen cent en was goed voor 1 kubieke meter. Het vierduitstuk was even groot als een gasmuntje. Om in de meter te kunnen moest het eerst voorzien worden van een uitsparing. (zaagsnede). Deze pofmunt gaf tijdelijk uitstel van betaling, als de meteropnemer kwam, moesten deze nep gasmunten worden afgerekend.

Zes en een kwart



Tijdens de bezetting was de Oostenrijker Seyss-Inquart de hoogste nazi zetbaas in Nederland. De man liep mank en kreeg al spoedig vele scheldnamen, zoals Seyss Hinkepink, Leyss Hinkwat, Judas Mankabenus en Zes en een kwart. Met vooroorlogse munten kon men een standbeeldje maken van de beruchte Seyss-Inquart. Men nam een cent. Daarop soldeerde men de punt van een vierkante stuiver. Aan de bovenste punt, kwam een gehalveerde halve cent. Het resultaat was waard ZES EN EEN KWART, één van de vele scheldnamen van de nazi zetbaas in Nederland. De spotnaam was niet alleen gebaseerd op zijn verbasterde naam, maar ook op zijn manke been. . Het figuurtje was te gebruiken als sigarettendover. Meer praktisch was het als pijpenstopper, bij gebruik van de slechte eigen tabaksteelt. Gedurende het aanstampen kreeg Seyss het heet onder de voeten – uiteindelijk in mei 1945 met goed gevolg.

______________________________
F.J.J. de Gooijer





Artikel links