De oorsprong van de Labrador Retriever ligt op Newfoundland en meer bepaald de oostelijke provincie van Canada. In het begin van de 19de eeuw kwamen er twee varieteiten van de” Newfoundlander Dog” voor. Beiden waren ze zwart van kleur. De grootste werd “Newfoundlander” genoemd en de kleinere “Labrador” of St.John’s Dog . Deze laatste werd door Engelse vissers, die hun visgronden voor de Canadese kust of Newfoundland hadden liggen, naar Engeland gebracht. Meer bepaald naar Poole in Dorset hun Zuid-Engelse thuishaven. Dit gebeurde regelmatig. De honden werden doorverkocht aan de Engelse adel. Die gebruikte ze op hun beurt voor de jacht. En zo werd de Labrador in Europa gebracht. In 1903 werd de Labrador door de Engelse Kennel Club erkend. In 1916 werd de Labrador Retriever Club opgericht.
Algemeen beeld
Sterk gebouwd, kort in lendenen, bijzonder actief, breed in schedel, breed en diep in borst en ribben, breed en sterk in lendenen en achterhand.
Typische raskenmerken
Goed temperament en erg behendig. Buitengewone goede neus, zacht in de mond. Uitgesproken liefhebber van water. Een toegewijde en zich gemakkelijk aanpassende metgezel.
Temperament
Intelligent en levendig. Sterke wil om zijn baas te behagen. Vriendelijk karakter zonder enig spoor van agressie of ongepaste schuwheid.
Hoofd en schedel
Brede schedel. Scherp besneden zonder vlezige wangen. Kaken middelmatig lang, krachtig en niet spits toelopend. Brede neus met goed ontwikkelde neusgaten.
Ogen
Middelmatig groot, met intelligente en vriendelijke uitdrukking, bruin of hazelnootkleurig.
Mond
Kaken en gebit sterk met een volmaakt, regelmatig en compleet scharend gebit. Dat wil zeggen dat de bovenste tanden net over de onderste heen vallen en recht in de kaak staan.
Oren
Niet groot of zwaar, maar dicht tegen het hoofd aanliggend en vrij ver naar achteren geplaatst.
Nek
Sterk en krachtig geplaatst op goedliggende schouders.
Voorhand
Schouders lang en schuin liggend. Voorbenen krachtig in “bone” en recht van de elleboog tot aan de grond, zowel vanvoren als van opzij bezien.
Lichaam
Borstkas van voldoende breedte en diepte, met goed gewelfde ribben. Horizontale bovenbelijning. Lendenen breed, kort en sterk.
Achterhand
Goed ontwikkeld, niet naar de staart aflopend, goed gehoekte knie. Laag geplaatste hakken, koehakkigheid absoluut ongewenst.
Voeten
Rond en compact, goed gebogen tenen en goed ontwikkelde voetzolen.
Staart
Kenmerkend voor het ras, erg dik bij de aanzet en geleidelijk toelopend naar de punt. Heeft een middelmatige lengte, vrij van bevedering, maar rondom dik bekleed met een korte, dikke vacht, waardoor een ronde vorm ontstaat die omschreven wordt als “otterstaart”. De staart mag vrolijk gedragen worden, maar mag niet over de rug krullen.
Gangen/Beweging
Vrij, voldoende bodem beslaand, recht en zuiver zowel voor als achter.
Vacht
Kenmerkend voor het ras, kort,dicht zonder golven of bevedering, vrij hard aanvoelend. De ondervacht is weersbestendig.
Kleur
Geheel zwart, geel of lever-/chocoladekleurig . De gele kleur kan varieren van licht roomkleurig tot vosrood. Een kleine witte vlek op de borst is toegestaan.
Hoogte
Ideale schofthoogte van :
– reuen 56-57 cm.
– teven 54-56 cm.
Fouten
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.
Opmerking
De reuen moeten twee normaal ontwikkelde, volledig in het scrotum ingedaalde testikels hebben.
Waarom een Labrador als huisdier ?
Hij is vriendelijk en goedmoedig, intelligent en werkwillig, gehoorzaam, sociaal, aanhankelijk en meegaand, verstandig en bedachtzaam, trouw en heeft een uitstekende neus. Labradors worden geestelijk en lichamelijk pas laat volwassen. Ze zijn niet moeilijk op te voeden omdat ze erg leergierig zijn en graag voor hun baas werken. De Labrador heeft zoveel goede kwaliteiten dat het eigenlijk zonde is om hem alleen als huishond te houden. De Labrador gaat in regel goed om met soortgenoten en andere huisdieren. Ten opzichte van kinderen stellen ze zich doorgaans geduldig en goedmoedig op, maar dat is niet vreemd want deze honden zijn echte mensenvrienden met als gevolg daarvan niet bijzonder waaks. De Labrador heeft wel zijn beweging nodig en je moet met hem regelmatig lange wandelingen maken. Als het kan laat je de Labrador liefst onaangelijnd rennen en spelen. Labradors zijn dol op water en apporteren. Zijn vacht is niet moeilijk te verzorgen .Hem eens per week borstelen zal hem zeker goed doen . In de rui periode doen we dat een keertje meer.
Veel plezier met je nieuwe vriend !!!!!
Jimaru en Jill