Amsterdamse Waterleidingduinen

Natuur, rust en ruimte in de Randstad
De Waterleidingduinen, opslagplaats van het drinkwater voor de gemeente Amsterdam, zijn een zeer afwisselend gebied met hoge duinen, ruig begroeide duinvalleien, steppeachtige vlaktes, zandverstuivingen, bossen, met riet omzoomde waterplassen en een uitgestrekt stelsel van kanalen geflankeerd door paden.

Wandelaars hebben het gebied alleen, zelfs fietsers mogen het gebied niet in. De toegang is echter niet gratis en bij de hoofdingangen geldt betaald parkeren. Tip: neem muntgeld mee.

Vanaf iedere hoofdingang kunt u wandelroutes volgen. Deze zijn gemarkeerd met groene, gele of blauwe paaltjes. De routes zijn niet geschikt voor kinderwagens of invalidenwagens en honden zijn niet toegestaan.

U loopt voornamelijk door open gebied over goed begaanbare paden. Er zijn regelmatig schaduwrijke stukjes en een bankje is nooit ver weg.


Ontstaan van de Waterleidingduinen

Eeuwenlang schepten de inwoners van Amsterdam hun drinkwater gewoon uit de grachten maar de stad en het grachtenwater werden steeds vuiler. In de 19e eeuw werd er een nieuwe waterbron gevonden ten zuiden van Zandvoort. Men groef een stelsel van kanalen waardoor het grondwater naar een diepe voorraadplas kon stromen, de Oranjekom, en er kwam een pijpleiding naar de stad. In 1853 spoot het eerste duinwater uit een fontein bij de Amsterdamse Willemspoort.

De regen was niet voldoende om de Oranjekom op peil te houden. Steeds Meer kanalen waren nodig om het water van steeds verder te kunnen halen. Zelfs nieuw ontdekte, dieperliggende zoetwaterreservoirs raakten uitgeput. De duinen verdroogden zienderogen.

Sinds 1975 vult men de watervoorraad aan met rivierwater, dat (voorgezuiverd) wegzakt in de zanderige bodem. De voorraad drinkwater die in de bodem ligt opgeslagen is voor één miljoen mensen voor een maand of drie toereikend.




Natuurbeheer

Dankzij de waterwinning bleef 3400 ha natuur vrij van bebouwing en wegen. Er ontstond een oase van rust en ruimte waar veel aandacht wordt besteed aan natuurbeheer. Vroeger betekende dat vooral het vastleggen van de duinen met helmgras en het planten van dennenbos tegen verstuiving.

Nu betekent het “beschermen en versterken waar nodig” maar vooral “niets doen”. Men laat de natuur zijn gang gaan.

Spontaan schoten loofbomen en struiken op in de open plekken van de oude dennenbossen. Oud hout blijft liggen en vormt een rijke voedingsbodem voor allerlei nieuw leven. Op kale plekken wordt geen helm of bos meer geplant, het zand kan weer stuiven. Om het gebied open te houden en een variatie in de plantengroei te krijgen grazen en koeien en schapen. De begroeiing langs de kanalen is rijk en gevarieerd.




Flora

Een pionier in het duingebied is mos, of liever mossen. Mossen en korstmossen zijn het mooist in het voorjaar als zij hun kleuren tonen. Blauw- en grijsgroen rendiermos, helder geelgroen duinsterretje en de rode bekertjes van bekerkorstmos of haarmos.

Een andere karakteristieke plant van het kalkrijke duin is de dauwbraam, een lage braamsoort die in het najaar afsterft en ondergronds overwintert. Waar dauwbraam groeit vinden we het duinviooltje. Een ander opvallend plantje is het duinroosje, met tere roomwitte bloemetjes in mei en juni.


Vogels

Het voorjaar is ook de beste tijd om zangvogels te zien.

In de winter (nu dus) zijn de waterleidingduinen interessant omdat kanalen en vijvers open blijven door voortgaande waterzuiveringsactiviteiten. Watervogels als grote zaagbek, roerdomp, krooneend, waterral, nonnetje, ijsvogel, grote gele kwikstaart en zelfs waterspreeuw overwinteren langs een smalle, betonnen beek, die ten zuiden van de Oranjekom-plas ontspringt en dwars door het duingebied loopt.

Kleine en grote zoogdieren zoals het konijn, de vos maar ook het damhert leven in grote getale in dit wonderschone gebied.



Een goed startpunt voor een wandeling is Pannenkoekenhuis Oase aan de N206, Noordwijkerhout-Heemstede.

Leave a Comment