China of Birma is een wereld van verschil

China heeft de afgelopen tijd onder vuur gelegen vanwege de schending van de mensenrechten in het algemeen en de onderdrukking in Tibet in het bijzonder. De kritiek is terecht, maar er is voorbij gegaan aan de veranderingen die zich sinds 1989 haast ongemerkt in China hebben voltrokken. Als je de wijze waarop China de aardbeving behandelt vergelijkt met de Birmese aanpak van de cycloon, zie je een wereld van verschil.

In Birma worden nauwelijks buitenlandse hulpverleners toegelaten. De Verenigde Naties klagen steen en been over de tegenwerking die zij van het Birmese regime ondervinden. De machthebbers laten de eigen bevolking gewoon verrekken en zenden op TV beelden uit van het leger dat hier of daar een miezerig voedselpakketje uitdeelt. Een onbenullig referendum ging gewoon door terwijl grote delen van het land onder water staan, er een miljoen of meer daklozen zijn en de problemen van voedsel en watervoorziening en het risico van epidemieën almaar toenemen. De despoten zijn hier blind en Oost-Indisch doof voor.

Buitenlandse verslaggevers worden al helemaal niet in Birma toegelaten. De weinig beelden zijn illegaal en met gevaar voor eigen leven gemaakt. Iedereen die het ziet jeuken de vingers om iets te doen. Maar we staan vrij machteloos. Of we moeten militair ingrijpen, maar sinds Irak is er voor deze oplossing geen enkel draagvlak te vinden.

Hoe anders gaat het er sinds de aardbeving toe in China. Er zijn in dat land buitenlandse journalisten die beelden mogen maken. Het leger probeert met man en macht de slachtoffers die onder het puin liggen te helpen. Vanuit het hele land komt hulp naar de getroffen gebieden.

Dat is óók een gezicht van het huidige China. Een heel ander beeld dan dat van dertig jaar geleden, zo vlak na het overlijden van Mao Tse Toeng. Toen liep iedereen nog in een haveloze groene overall en zat het land potdicht.In 1989 brak er een studentenopstand uit in Peking, die bloedig en met grof geweld werd neergeslagen. Het officiële regeringsstandpunt over de noodzaak hiervan is nooit gewijzigd. Toch gingen de Westerse landen steeds meer zaken doen met China en werden gaandeweg de sancties opgeheven.

Mijn stelling luidt: er is sinds 1989 langzaam maar zeker iets meer vrijheid in China gekomen. Het land is ook op dit punt volop in ontwikkeling en zeker nog niet op een aanvaardbaar niveau, als het gaat om het respecteren van de mensenrechten. Maar er is sprake van een geleidelijke groei en ontwikkeling.

Enkele voorbeelden: de machthebbers blijven nu niet meer zitten tot de dood hen van hun functie scheidt. Zij treden na een aantal jaren af en laten iemand anders het roer overnemen. De cultus van persoonsverheerlijking die onder Mao vanzelfsprekend was, is lang niet meer zo dominant. Er is sprake van een zekere verzakelijking van het leiderschap.

Onder Mao was zelfs het luisteren naar klassieke muziek een doodzonde waar een fikse straf op stond. Nu is de Chinese pianist Lang Lang een held in eigen land en ver over de landsgrenzen. Mede dankzij hem is Mozart ook in China geliefd.

Het tempo ligt traag en de stapjes zijn nog klein. Maar waar het om gaat is dat er niet op de schreden wordt teruggekeerd en dat er sprake is van een onomkeerbaar groeiproces.


Geschreven door Bas Meisters
































Leave a Comment