Een jaar fietsen door Zuid en Oost Azië heeft ons een schat aan onvergetelijke ervaringen en informatie opgeleverd.13.000 kilometer hebben we afgelegd van Singapore naar Delhi.Genoten van oude culturen en ongerepte natuur, gezwoegd in de Himalaya en onder de tropische zon, interessante mensen ontmoet en ervaren wat het met je doet om zorgeloos onderweg te zijn.Vooral onze fietstocht door Tibet heeft diepe indruk bij ons achtergelaten. Dit artikel beschrijft de tocht over de hoogste weg ter wereld, van Lhasa naar Kathmandu
Pas na de afslag richting Gongkar Int. Airport wordt het plotseling stil op de hoofdweg. Toch een tegenvaller van zo’n 70 km. Vooral de met bravour gevulde Landcruisers eigenen zich het asfalt toe op een manier waarbij fietsers geen plek hebben. Ons Tibet-gevoel krijgt op zulke trajecten een gevoelige deuk. Maar eenmaal over de kilometerlange brug over de Brahmaputra te zijn gefietst, snel want aan beide uiteinden zijn legergroene checkpoints, belanden we in de rust, die vergezeld gaat van een okerkleurige ondergaande zon.
Onze onvolprezen fietsgids, geschreven door Kym Mc. Connel, belooft al snel een 4 km lang traject met ‘excellent campsites’.Moet ook wel, want we hebben geen zin meer om aan de klim te beginnen, die ons morgen 1100 mtr. hogerop zal brengen. Great Wall-wijn is verrukkelijk, tot op de bodem en de rijstmaaltijd, kwestie van opwarmen, smaakt bijna net zo. De nacht is doodstil en inktzwart. Ons hardblauwe tentje houdt de ergste kou buiten de deur. De Kampa-La, 4794 mtr. is het toelatingsexamen voor de ruim 1000 km ‘hoogste weg ter wereld’ die voor ons ligt. “Als je deze 24 km lange klim zonder ‘kleerscheuren’ zoals ademnood en hoogteziekte, doorkomt, is de rest tot Kathmandu een peulenschil!”
Met ‘ruim’ 6 km per uur, een niet tegenvallend gemiddelde, komen we boven bij de met ontelbare gebedsvlaggen versierde pas, waar we met een adembenemend uitzicht over het Yamdrokmeer weer op adem komen. Een bijzondere plek ons tweede heilige meer in Tibet, op 4400 mtr. hoogte, dat bedreigd wordt door de Chinese zucht naar energie. Het meer loopt langzaam leeg via een ondergronds buizenstelsel, dat 900 mtr. lager elektriciteit opwekt voor het nieuwe Tibet. Wederom een staaltje van vernieuwing voor geen Tibetaan om gevraagd heeft.
De overnachting aan het meer brengt ons het mooiste plekje in Tibet tot nu toe. We nemen een snelle duik in het glasheldere water, het kwik komt niet hoger dan 10 graden.Hoog boven ons cirkelt een familie lammergieren, tevergeefs wachtend op een lekker vers maal. Voor de rest brengt de fauna weinig nieuws, verrassend eigenlijk.Een koppeltje futen, eksters, kokmeeuwen, zich met hun gezang verradende tureluurs en kwikstaartjes.Het driftige gesjirp van leeuwerikken hoog boven ons doen ons denken aan een warme zomerdag in de Eemnesserpolder. Fladderende hoppen, met hun trotse kuif vormen een ‘exotische’ uitzondering op het ons vertrouwde vogelscala. De zeldzame kraanvogels laten zich nog niet zien.
Ons tentje staat bovenop een ondergrondse burcht van marmotten. Maar ja, het is het enige vlakke plekkie……Vanaf veilige afstand staan ze ons rechtop nieuwsgierig aan te staren. Weer een nacht om in te lijsten, zoveel sterren, zoveel stilte.De volgende 140 km. Rijden we door een verlaten wereld. De zuidelijke Friendships Highway is afgesloten voor alle verkeer. Tot Gyantse zijn er weg werkzaamheden, waarbij de arbeiders met dynamiet en eenvoudige middelen een schijnbaar verloren strijd leveren tegen het machtige gebergte. Toch zal de weg eens klaar zijn om de toeristen op een snelle manier van Lhasa naar Kathmandu v.v. te loodsen.
De gebedsvlaggen op de Karo-La (pas) wapperen juist boven de 5000 mtr. De gletscher van de 7100 mtr. hoge Kungtsang onder handbereik. We zetten koffie van het smeltwater, dat ons trouwens natte voeten oplevert, omdat we de fietsen moeten overdragen. Jassen, handschoenen en regenbroek voor de warmte, tijdens de lang verwachte afdaling. Echter 15 km. per uur geeft geen echte voldoening. De weg is te slecht om de remmen los te gooien. De wegenbouwers in China en Tibet verstaan uitstekend de kunst om tientallen kilometers weg te ‘verbouwen’ tot een moutainbike parcours alvorens jaren later de zaak te voorzien van een asfaltlaag. Wij zijn dus te vroeg en moeten genoegen nemen met een logistieke puinhoop.
Ons tentje vindt een plekje tussen 2 steenhopen en weet zich zodoende redelijk staande te houden tegen de storm die bij zonsondergang opsteekt. Hier op ruim 4000 mtr. hoogte betekent dat met volledige outfit in de slaapzak, alleen de schoenen mogen uit.
Slapen op deze hoogte is een hele klus, toch zijn we iedere ochtend volledig uitgerust en gaan we vrolijk verder. Ons papontbijt doet wonderen en levert vele uren energie.
We passeren juist op tijd de Simi-La die vanaf 4275 mtr. een schitterend uitzicht biedt over een spiksplinternieuw stuwmeer, dat met zijn turquoise kleur een aanwinst is voor de verfraaiing van het toch al betoverende landschap. Juist op tijd, want achter ons veroorzaakt een explosie een aardverschuiving die de weg dagenlang onbegaanbaar maakt.
Eindelijk weer de bewoonde wereld in Gyantse, eindelijk een douche en eindelijk een goede maaltijd. We blijven 2 dagen, om op adem te komen maar ook om de beroemde Kumbum te bezoeken. Een chorten gebouwd in de 13e eeuw, 9 etages hoog, waarbinnen 75 kapellen een plek vinden. Wakende ogen in de 4 windrichtingen en een gouden ‘umbrella’ boven de 13 ringen verfraaien het geheel. Ook het gigantische fort dat uitziet over de stad eist onze aandacht en vermoeide beenspieren op. Als tegenprestatie krijgen we en fraai uitzicht over de stad enhet omringende gebied.
De 100km naar Shigatse, de tweede stad van Tibet, is een vlakke rit, die we mede dankzij een straffe rugwind in minder dan 5 uur wegtrappen. Ook Shigatse trakteert ons op een tempelcomplex. Ditmaal de Tashilunpo, zeer belangrijk als zetel van de Panchen Lama, na de Dalai Lama de belangrijkste persoon in het Tibetaanse boedhisme.
Zo langzamerhand worden we een klein beetje ‘tempelmoe’, temeer omdat de indeling van alle tempels min of meer dezelfde is. Wel vinden we het altijd leuk om de ‘Kora’ te wandelen, die ons mooie uitzichten verschaft en ons doet genieten van de vrome inspaningen van de pilgrims, die gebeden prevelend de gebedsmolens doen rondgaan.
Shigatse is de beste plek om een permit te regelen voor de rest van onze tocht naar Nepal. Een formaliteit die riekt naar geldklopperij en burocratie. Nooit is ons gevraagd dit bewijs te tonen bij een van de vele checkpoints.De 20 km omweg naar Sakya voert door dorpjes waar de mensen niet gewend zijn aan westerlingen. Stugge begroetingen en vooral lastige kinderen, die schooiend achter je aanrennen in de hoop een stukje westerse rijkdom te bemachtigen.
Dit aspect is trouwens een smet op de trots van het Tibetaanse volk: Jong en oud rennen naar de weg als ze ons zien naderen en steken een bedelende hand uit ter begroeting, duidelijk teleurgesteld als blijkt dat wij het schooigedrag niet kunnen en willen honoreren. Drie keer zijn we ‘getrakteerd’ op een steen geworpen uit een slinger, die normaal gebruikt wordt bij het hoeden van het vee. Dom gedrag, waar we ons mateloos aan ergeren.
Sakya wijkt qua huizenbouw af van de rest van Tibet. Grijze en bruine tinten ipv het ‘gewone’ wit en zwart. In de tijd van Djengis Khan was deze stad de politieke hoofdstad van Tibet omdat de monniken van de Sakya-sekte op goede voet stonden met de heersende Mongolen.Na Lhatse is het voorgoed gedaan met de verharde wegen. Stof, grint, keien, modder en wasbordeffect zijn de ingredienten van de route tot ver in Nepal, honderden kilometers en vele passen verderop. We klimmen 24 km naar de 5105 mtr hoge Gyatse-La. We moeten 1100 mtr omhoog in een vliegende storm en vragen ons voor het eerst af waar we in vredesnaam mee bezig zijn. De grote hoogte doet je aggressie toenemen, die we ‘lekker’ afreageren op de voorbijrazende terreinwagens vol toeristen die Tibet bekijken als een kijkdoos vanachter hun donkergetinte ruiten, niet wetend dat ze ons in het stof en stenen ‘bekogelend’ voorbijrazen. Tot overmaat van ramp begint het te hagelen en te sneeuwen en voelen we ons dood ongelukkig als we ons tentje moeten opzetten op een moerassig plekje vlak onder de pas. Binnen enkele minuten staat het water in onze tent en wordt alles zeiknat. We durven niet naar buiten, want een donderende onweersbui raast loodrecht boven ons.
Dit zijn de momenten dat we dolgraag thuis zouden willen zijn, al was het maar voor even. Heerlijk op de bank, tv kijken met een echt bakkie koffie en meer van die gewone zaken, die in Tibet niet te vinden zijn…..
De volgende morgen ziet de wereld er totaal anders uit. Een blauwe lucht, waarin de opkomende zon het hele dal in een betoverende damp zet, vol gouden en zilveren tinten.
‘s Morgens zijn de kale bergen op zijn mooist, met alle woestijnkleuren liggen ze te glimmen in het eerste zonlicht, dat het grillige relief versterkt door de speling van licht en donker. Dankbaar genieten we van deze wijdse wereld. Tibet is zo mooi.
Dik ingepakt ( 5 graden) drinken we nescafe en eten we pap. Ook goed……Een nieuwe dag staat ons te wachten, de ellende van gisteren is gauw vergeten. Tv kijken kan altijd nog…….In Baipa kopen we een ticket voor de route naar het Everest Base Camp. Nu kunnen we niet meer terug. Een bergpad van ruim 100 km met natuurlijk weer een pas boven de 5000 mtr. De Pang La. Dan naar beneden tot 4120 mtr. en vervolgens ‘terug’ naar 5020 mtr, het basecamp aan de voet van de Quomolangma (Mount Everest). De tocht wordt omschreven als “the ultimate Tibetan moutainbiking experience”. Dat belooft wat!!!!!
Een deel van onze bagage laten we achter in Baipa en vol goede moed en gesmeerde kettingen gaan we op weg. Via ontelbare haarspeldbochten kruipen we met 22 tandjes voor en 32 achter richting de hoogste berg op aarde, ons verbazend dat er zoweinig sneew ligt. De sneeuwgrens ligt boven de 6000 mtr. Het gaat weer voorspoedig. Zoals meestal is het schitterend weer, strakblauw en 20 graden. Het pad is redelijk, niet te veel keien en mul zand.
We doen de hele dag over de eerste 60 km, waarna we in het dorpje Tashi Dzom een middeleeuwse slaapplek vinden in de plaatselijke herberg. Voorzichtig uitgedrukt mag je wel stellen dat de Tibetaanse hygiene op een zeer laag pitje staat. Tel daarbij op de lemen vloer waar iedereen alles, inclusief vette rochels en etensresten, op neerkwakt. Bovendien wordt er gestookt op gedroogde yakmest. Hout is een te grote luxe, het is er nauwelijks te vinden. Overal in huis liggen stapels mest. Gekookt wordt er op de kachel, die het centrum vormt van de leefruimte, waarin de doordringende geuren van mest en yakboter zich vermengen met rook uit de kachel. Langs de wanden staan rijk beschilderde banken met daarop dikke vachten van schapen en yaks. Stapels dekens in de hoeken alles te smoezelig om vast te pakken, laat staan onder te slapen.
Het schaarse licht verraadt dat er nog meer gasten zijn, Khampa’s vooral, met hun donkere gezichten en een rode streng wol gevlochten in hun haren. Tijdelijke gasten in de vorm van honden, geiten, schapen en kippen worden met zachte hand verwijderd. Op de platte kachel staan pannen water te koken (gelukkig) en wordt de beruchte yakboterthee warm gehouden. Maar goed dat we dit brouwseltje best lekker vinden want je beker wordt konstant gevuld. 40 Koppen per dag is voor de locals heel normaal.
Toilet is op het dak, waar 3 gaten in de vloer duidelijk maken waar je moet poepen. Om te piezen ga je niet helemaal naar boven. Dat doe je ‘gewoon’ buiten op straat, ongegeneerd, terwijl de buren kunnen meegenieten. Zo heeft ieder land zijn gewoontes!
Gelukkig is er absoluut geen ongedierte in de vorm van muggen, ratten, muizen en spinnen e.d. Kennelijk is het te hoog, te droog en ‘s nachts te koud. Wel veel vliegen, maar die slapen ‘s nachts zoals wij.
De volgende ochtend gaan we vroep op pad na een overvloedig ontbijt van dike pannenkoeken. Hoewel er 3 fietsdagen staat voor de rit gaan we proberen vandaag al ‘boven’ te komen. We hoeven nog maar 40 km en de 900 meter omhoog gaan op papier heel geleidelijk. De eerste 10 km gaan dwars door een rivierbedding en duidelijk is dat we de Everest niet kado krijgen. Toch lukt het ons het Rongbuk klooster te bereiken, hoogste klooster ter wereld. Hier komen bergbeklimmers om te bidden voor het slagen van hun expeditie. De Qomolangma ligt 8 km verderop te glinsteren in de blauwe lucht.Voor het eerst in 3 weken is de top zichtbaar.
We betalen een schandalig hoog bedrag voor een slaapplek. Water en toilet hebben ze hier nog noiit van gehoord, iedereen doet zijn behoefte rondom het guesthouse.Het bordje’keep the environment clean’ doet vergeefse moeite.
De volgende ochtend stappen we gewapend met dike kleding en handschoenen weer op de fiets. Vanaf hier moet iedereen die met een terreinwagen gekomen is lopen of gebruik maken van de klaarstaande paard en wagens. Veel Chinezen voelen zich meer dood dan levend en hangen voortdurend aan hun zuurstofflessen, niet begrijpend dat wij hier kunnen fietsen. De omgeving leent zich ook eigenlijk niet voor dit vervoersmiddel, want we moeten laveren tussen en over gigantische morenenwallen, die in koudere tijden door de gletschers gevormd zijn.
Alles is hier zo groots…… De 8000 ers rondom ons, de bulderende rivieren in de diepte, de bergstortingen met rotsblokken als flatgebouwen en schijnbaar onder handbereik de top op 8848 mtr. Gelukkig schijnt de zon weer en al gauw pellen we ons uit de overbodige kleding. Zonnebrand op, want de zon roostert je hier levend.
Begeleid met applaus bereiken we het basecamp, niet meer dan een aaneenschakeling van nomadententen waar je kunt eten, slapen en souveniers kopen. Hier stopt het wandelen en begint het echte werk, dat we toch maar aan anderen overlaten. Na ons Everest avontuur, overigens dezelfde weg terug!, resten ons nog 2 passen vlak achter elkaar, alvorens te mogen beginnen aan de langste afdaling ter wereld, die gek genoeg begint als wij de Himalaya bereiken, het grensgebied met Nepal. Uitgerekend met de gebedsvlaggetjes in zicht stak bij Ellie een knallende hoofdpijn de kop op en begon ze sterretjes te zien. De laatste meters werden een ware beproeving. Gelukkig verdwenen de klachten al gauw nadat we begonnen aan de afdaling. Een vreemde gewaarwording: Het gigantische bergmassief van de Himalaya voor ons met alle hoogste bergpieken ter wereld op een rijtje naast elkaar en toch mogen we ruim 4200 hoogtemeters naar beneden, over een afstand van 160 km. Ons boek belooft een gigantische “vrije val” die je het gevoel geeft te kunnen vliegen. Wij hebben echter het gevoel vleugellam te zijn, slechte wegen en storm tegen brengen onze gemiddelde snelheid niet boven de 12 km per uur. We slapen nog maar een keertje op zijn middeleeuws bij een boer boven de koeien.
Eindelijk de grens, gevolgd door 8 km niemandsland, waar ook niemand de behoefte voelt zich over de kwaliteit van het ‘pad’ te ontfermen.
Bij het surrealistische Kodari volop Jeroen Bosch-taferelen passeren we de grens met Nepal. Wat een puinhoop. De weg is veranderd in een modderige rivier, waarlangs schamele houten hutjes staan, die bewoond worden door honderden armoedige gezinnen waarvan duidelijk is dat de Chinese een-kind politiek niet meer van toepassing is. Een wirwar van eenden, kippen, honden, varkens, schapen en geiten scharrelt rond tussen de kleurrijke vrachtauto’s en tot op het dak gevulde bussen, die zich een weg naar beneden toeteren.
De kloof die voor ons ligt is adembenemend. In slechts enkele uren zijn we over gegaan van een woestijnlandschap in een weelderige tropische omgeving. Bij iedere bocht veranderd de plantengroei. We zien weer bloemen. Jammer dat de rhododendrons niet bloeien. Op 2500 mtr verschijnen de machtige Himalaya ceders. Jas en handschoenen hebben we opeens niet meer nodig. We ruiken de vochtige (sub-) tropen waar de moesson gelukkig op zijn eind loopt.
Nepal is kampioen aardverschuivingen, zeker aan het eind van het regenseizoen. Om de paar kilometer moeten we van de fiets, weer natte voeten en blubber aan de tassen, kortom het ultime afdalingsgevoel wil ons nog steeds niet overkomen.
Eindelijk bereiken we de Last Resort, dat aan de overkant van de diepe kloof ligt. Een lange hangbrug verbindt beide oevers, 200 mtr in de diepte de Bothekoshi rivier. Vanaf deze brug kun je bungy jumpen, de op een na hoogste sprong ter wereld met een val van 164 mtr.
Wij kiezen meer voor de rust in het resort, waar we onze intrek nemen in een luxe tent, geheel verzorgd en dat wil wat zeggen na Tibet. Vooral de sauna omlijst met vlinders, vogels en de meest exotische bloemen is een weldadige luxe.
De volgende dag genieten we van de knikkende knieen der jeugdige jumpers en swingers. Het valt ook niet mee jezelf over te geven aan de techniek rondom een uit de krachten gegroeide elastiek, balancerend op een vlonder van een vierkante meter, de rivier 2 domtorens in de diepte. Dan de sprong, de val, het gegil en de overwinning?!
Niet iedereen komt enthousiast omhoog geklauterd, de benen vol bloedzuigers. De rest van de dag zijn ze van slag. Onze laatste ‘sprong’ naar Kathmandu gaat over onze laatste pas, waar we als een berg tegenop zien. Het wordt tijd dat de fietsen een tijdje ‘op stok’ gaan. Eenmaal boven na 27 lange klim kilometers gunnen we onszelf weer een prachtig resort met uitzicht over de machtige Himalayatoppen, honderd kilometer verderop……….
We zijn ons bewust dat we het hebben gered met zijn tweetjes. Zonder 1 kilometer ‘gesmokkeld’ te hebben zijn we over de hoogste moutainbike route ter wereld gegaan, van Lhasa naar Kathmandu. 1300 km in 30 dagen inclusief rustdagen en ‘uitstapjes’ naar de Everest en Sakya. 15 Passen tussen de 4500 en 5300 mtr. Altijd rustig aan, stress-loos en genietend van het fraaie landschap en de mensen van Tibet. Het was niet altijd even gemakkelijk, zowel geestelijk als lichamelijk, maar als we zagen hoe de Tibetaanse bevolking dag in dag uit in het hooggebergte moet zwoegen om zich een bestaan te verschaffen, konden we onze prestatie relativeren, ook al kregen wij meer applaus en een opgestoken duim dan die zwoegende mensen….